Geachte heer Mulder, Geachte Commissie,
We kennen in Nederland – en in andere Europese landen – het depositogarantiestelsel. Dit stelsel beschermt rekeninghouders tot een bedrag van 100.000 euro tegen het faillissement van een bank. Het beschermde bedrag is enige jaren terug, n.a.v. de financiële crisis, opgehoogd van 20.000 euro naar het huidige bedrag.
Men is nog niet uitgeschreven over de oorzaken en factoren die een rol hebben gespeeld bij de financiële crisis. Dat daar het laatste woord over gezegd zal zijn als oud-kandidaat-vice-voorzitter-van-de-Raad-van-State de heer Dijsselbloem daar in een publicatie die voor september 2018 gepland staat, zijn licht over heeft laten schijnen, is twijfelachtig. Persoonlijk vond ik de reconstructie(s) van Charles Ferguson wel aardig, en natuurlijk ook dat grappige The Big Short. Maar ik ben slechts een leek waarvan de achterdocht jegens banken en ‘het grote geld’ sowieso licht aangewakkerd kan worden door bevattelijke reconstructies die voor mij verhullen dat ik natuurlijk geen jota begrijp van cdo’s en al die andere mooie afkortingen.
Wat ik er wel van begrepen denk te hebben is dat er consensus over bestaat dat een van de factoren achter de financiele crisis was dat in de V.S. het onderscheid tussen banken voor ‘gewone’ consumenten en banken voor zakelijke beleggers door de jaren heen verwaterd is geraakt. Daardoor was bijna elke bank een ‘systeembank’ geworden.
Als een bank die louter gericht is op zakelijke beleggers omvalt, dan blijven de directe gevolgen beperkt tot een relatief klein aantal burgers en bedrijven. Ongeacht de omvang van zo’n zakenbank, het maatschappelijk risico is beperkt want hetzij het gaat om gefortuneerde burgers die elders kapitaal achter de hand hebben hetzij de gevolgen voor de betreffende burger of de betreffende onderneming zijn zo groot dat die met het bedrag van het depositogarantiestelsel niet geholpen zou zijn. Indien en voor zoverre het faillissement van een bank voor zakelijke beleggers indirect zwaarwegende maatschappelijke gevolgen zou hebben, bijvoorbeeld doordat een grote onderneming met veel werknemers in de problemen komt, dan ligt het niet in de rede dit maatschappelijke effect te neutraliseren of te verzachten door de bank te redden. Het ligt in die situatie meer voor de hand dat de overheid actie onderneemt om de hulpplannen te richting op de betreffende onderneming zelf. Deze banken hebben geen systeemfunctie. Voor zakenbanken geldt dat er voor de samenleving als geheel geen reden is die te ‘redden’ en het niet nodig is de rekeninghouders bij zo’n bank met zoiets als het depositogarantiestelsel een doekje voor het bloeden aan te reiken voor een dan toch veel te grote en hevig bloedende wond.
Middelgrote en grote banken voor consumenten, daarentegen, hebben wel een systeemfunctie. Deze banken hebben dagelijks met elkaar miljoenen of miljarden transacties te verhapstukken. Het faillissement van een dergelijke bank treft een zeer groot aantal consumenten waarvan de koopkracht van de ene dag op de ander naar nihil zou dalen. Het is derhalve redelijk dat de overheid een consumentenbank in nood helpt of, als de bank zelf niet meer gered kan worden, de consumenten waarvan de koopkracht nihil dreigt te worden zo snel mogelijk compenseert. Voor de reële economie is een compensatie tot 100.000 euro aan de hoge kant; het oude bedrag van 20.000 was zo gek nog niet want daarmee kan een gemiddeld gezin volgens het Nibud een gans jaar overbruggen. Maar nu de financiële risico de bubbel onder de huizenmarkt heeft blootgelegd, is het niet onredelijk hier een forse marge in te bouwen en een bedrag te nemen waarmee een bovenmodaal consumptiepatroon gedurende een jaar voortgezet kan worden zonder inkomsten.
Het is niet onbegrijpelijk dat in Nederland het onderscheid tussen consumentenbanken en zakenbanken niet strikt in de wet is verankerd. In ons land spelen banken beide rollen, zowel in ambitie als in de praktijk. ABN AMRO is enerzijds een beleggingsbank maar wil anderzijds toch ook een consumentenbank zijn. De meeste andere banken zijn ook hybride. Zou de wetgever in Nederland het onderscheid willen maken, dan zou de uitvoerende macht banken moeten gaan opsplitsen. Daargelaten de uitvoerbaarheid daarvan, zou het vast stuiten op tegenstand van de banken.
Edoch, een aantal banken heeft het onderscheid eigenstandig gemaakt en in de praktijk gebracht. Banken als Staalbankiers en Van Lanschot Bankiers hebben reeds enige jaren een beleid dat zich richt op de meer vermogende burgers. Voordat de financiële crisis tien jaar geleden uitbracht had Van Lanschot Bankiers zich zelfs voorgenomen om rekeningen van kleine rekeninghouders eigenstandig te gaan termineren. Door de financiële crisis heeft men dat voornemen even in de ijskast geplaatst. Maar nu, nu de overheid het Nederlandse bankstelsel met belastinggeld heeft gered en de economie weer lekker draait, vindt men het bij Van Lanschot Bankiers tijd om afscheid te nemen van de kleine rekeninghouders. Deze hebben lopende 2018 een brief gehad (of zullen deze nog gaan krijgen) met het verzoek aan te geven of zij nog ergens geld hebben dat zij willen beleggen via Van Lanschot Bankiers. Zo niet, dan zal Van Lanschot Bankiers eenzijdig de rekening opheffen. Het tegoed op de rekening zal worden overgemaakt naar een bank van eigen keuze (Van Lanschot Bankiers nudge-t de klanten in de richting van de Rabo bank) of tot nader order bewaard worden op een aparte rekening. Reguliere betaal- en spaarrekeningen worden nog wel aangeboden aan rekeninghouders doch deze dienen enkel ter ondersteuning van beleggingsrekeningen en andere beleggingsproducten.
Voor deze banken geldt dat zij geen systeemfunctie hebben. Mocht een van deze banken in nood raken, dan is er geen hulp van de overheid nodig. Het depositogarantiestelsel heeft voor deze banken geen maatschappelijke functie. De klanten van deze banken zijn maatschappelijk dusdanig genesteld dat zij de 100.000 euro van het depositogarantiestelsel niet nodig hebben of daarmee niet geholpen zouden zijn.
Het ligt derhalve in de rede om, nu deze banken zelf het onderscheid tussen ‘zakenbank’ en ‘consumentenbank’ strikt gemaakt hebben, de wet zodanig aan te passen dat deze banken niet meer vallen onder het depositogarantiestelsel.
Kan Uw Commissie de Minister van Financiën verzoeken hieromtrent een wetsvoorstel in te dienen?