Bericht aan de redactie Van Tricht Uitgeverij
Boek Code Rood, Peter Kee & Hans de Broer
Het schijnt dat 25 oktober 2021 de reclame/promotiecampagne voor het boek Code Rood bij de publieke omroep van start is gegaan.
Sla het boek willekeurig een paar keer open om onderstaande voorbeelden tegen te komen van zaken die ik nog niet wist maar die mij niet interesseren als ik een boek over het verhaal achter het coronabeleid zit te lezen:
1. Dat Hans de Boer begin 2020 met zijn vrouw een cruisetocht over de Mekong heeft gemaakt (pagina 31-32) en kort daarna in Noordwijk een biefstuk zou hebben willen eten bij restaurant Dutch! (pagina 35)
2. Dat Martin van Rijn voor zijn vader een appeltaart (bloem, boter, basterdsuiker, een snufje zout) aan het maken was toen Mark Rutte hem belde met het verzoek een deel van de portefeuille van Bruno Bruins over te nemen (pagina 62).
3. Dat Mark Rutte na een uitzending met Jeroen Pauw en Fidan Ekiz getrakteerd is op bittergarnituur met kaasstengels (pagina 139).
4. Dat Hans van der Wind ooit met Hugo de Jonge overleg heeft gehad om een wetsontwerp over gratis schoolboeken tegen te gaan (pagina 195), en dat temeer niet omdat de tekst daar suggereert dat dat Van der Wind geen windeieren heeft gelegd niettegenstaande dat hij dat wetsontwerp niet heeft kunnen tegenhouden. Dat roept dan bij mij weliswaar een vraag op, maar dan kennelijk niet een vraag die bij de auteurs de aandrang opriep daar een antwoord op te geven.
5. Ook op pagina 195, dat Hugo de Jonge een domineeszoon uit Zuid-Holland is terwijl op pagina 68 toch wordt gesteld dat hij geboren is als domineeszoon in het Zeeuwse Bruinisse. De spanning tussen deze twee passages is dan wel enigszins weggenomen doordat op pagina 146 wordt verklapt dat Hugo de Jonge aan de Kratonkade in Rotterdam woont en daar soms bij Berry’s lunchroom een tosti eet die naar hem (Hugo de Jonge, I presume) is vernoemd, maar ik denk toch dat de passage op pagina 195 een verschrijving is.
Journalistieke auteurs denken – of hebben misschien geleerd – dat zij hun feitenrelaas vol moeten proppen met trivialia, alsof zij daarmee zouden kunnen bewijzen dat minder triviale beweringen waar zijn. Maar zij denken verkeerd, of hebben van de verkeerde docenten les gehad. In een stukje fictie hebben dit soort details een functie, bijvoorbeeld doordat zij de informatieverwerking van de lezer vertragen of doordat zij de lezer op het verkeerde spoor zetten. In non-fictie is het vermelden van dit soort details niet functioneel. In het gunstigste geval brengt het de lezer niet op de gedachte dat de auteurs niet meer te melden hebben dan de naam van een restaurant waar je een tosti De Jonge kunt eten.
Toegegeven, in het boek komen anekdotes voor over enkele personages die een rol spelen in het ‘verhaal achter het coronabeleid’ en zo nu en dan wordt ingegaan op wat deze personages hebben uitgevoerd in relatie tot de coronacrisis. Maar in veel van de 45 hoofdstukken die het boek telt, komt de coronacrisis niet of slechts zijdelings aan de orde. Het gaat in die hoofdstukken over de voorbereidingen op de verkiezingen, het dansje van Kaag, de perikelen bij Forum voor Democratie, het getouwtrek rond het lijsttrekkerschap bij het CDA, de al dan niet gedane opmerkingen van Omtzigt toen die er gefrustreerd over was dat hij zijn boek over het nieuwe sociale contract met de Kerst had moeten schrijven, met aan het slot nog een plukje over het ‘lek’ bij informateur Ollongren. In de hoofdstukken die niet gaan over het coronabeleid, zit net zo min informatie als in de hoofdstukken die daar wel over lijken te gaan, maar ik heb tijdens het lezen van het boek dus een paar keer het voorblad bekeken. Ja, daar stond toch heus dat het over het coronabeleid zou gaan.
Nog weer wat ernstig is dat een lezer uit ‘het verhaal achter het coronabeleid’ niet kan opmaken wat dat coronabeleid nu eigenlijk inhield. Er komen impressies langs van persconferenties. Het coronabeleid is echter niet datgene wat tijdens persconferenties is gezegd. Rutte en de Jonge hebben tijdens persconferenties nogal eens opmerkingen gedaan die nooit in de Staatscourant of het Staatsblad of in enige verordening zijn vastgelegd. Maar de auteurs gaan nergens in op het verschil tussen het woord van bewindslieden tijdens publieke bijeenkomsten en datgene wat op enig moment feitelijk de wetten en de regels waren. Zo nu en dan wordt weergegeven welke opmerkingen Kamerleden hebben gemaakt tijdens debatten of interviews, maar de context van die opmerkingen wordt zo vluchtig geschetst dat de werking ervan op het coronabeleid niet duidelijk wordt.
Het juridische lesje aan P. Kee en H. de Bruin
Het allerergste is de passage op pagina 270. Daar wordt gesteld dat “leden van het kabinet volgens de Grondwet met één stem dienen te spreken.”
Wie advocaat van de duivel zou willen spelen, zou hier kunnen wijzen op artikel 45 van de Grondwet, dat luidt:
“De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.”
De Grondwet is geen wet in de technische zin van het woord en bindt derhalve niemand of niets tot wat dan ook. Staatsrechtgeleerden zijn het erover eens dat eenheid van het algemene regeringsbeleid niet vereist dat leden van het kabinet het niet met elkaar oneens kunnen zijn over specifieke onderdelen van het regeringsbeleid, zoals het coronabeleid. Het doen van uitspraken door een bewindspersoon over het algemene regeringsbeleid per se hoeft niet ondermijnend te zijn in relatie tot dat beleid.
Wel bevat het Reglement van de Ministerraad een kernbepaling (artikel 12) die de uitingsvrijheid van individuele bewindspersonen aan banden legt nadat de ministerraad een besluit heeft genomen. Ook deze banden zijn niet zo straks dat een bewindspersoon niet als persoon bemerkingen zou mogen doen bij het besluit dat in de ministerraad is genomen. In de discussie over de uitlatingen van toenmalige minister Nawijn over de doodstraf was de conclusie dan ook dat hij deze uitlatingen als persoon mocht doen ook al waren deze uitspraken in strijd met het algemene regeringsbeleid.
Als het boek Code Rood het beste is wat de Nederlandse journalistiek te bieden heeft, dan is het met het intellectuele peil in Nederland triest gesteld.