Met verbazing heb ik de berichtgeving gevolgd over de ‘ongeldig verklaarde examens’ bij VMBO Maastricht.
Aan het besluit van de Minister om de examens ongeldig te verklaren ontbreekt een wettelijke grondslag. Artikel 43 van het Examenbesluit VO biedt de Inspectie de mogelijkheid het centraal examen ongeldig te verklaren indien die niet op regelmatige wijze is afgenomen. Artikel 44 stelt dat, als er het centraal examen niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, de Minister kan besluiten hoe moet worden gehandeld. In de berichtgeving – noch in hetgeen de Inspectie en de Minister tot dusver in toelichting op het genomen besluit hebben gecommuniceerd – zit informatie waaruit blijkt dat het centraal examen bij VMBO Maastricht niet op regelmatige wijze is afgenomen. Er wordt – kennelijk waarheidsgetrouw – gewag gemaakt van onregelmatigheden bij de afname van het schoolexamen. De wijze waarop het schoolexamen wordt afgenomen, de toetsing en normering ervan, en het tijdstip waarop dit afgesloten moet zijn, valt evenwel binnen het verantwoordelijkheidsdomein van de school.
Het examenbesluit VO lijkt een route te bieden waarlangs de Inspectie c.q. de Minister onregelmatigheden in het schoolexamen indirect kan afstraffen door het centraal examen ongeldig ter verklaren. Artikel 32 van het Examenbesluit VO, lid 2 luidt: “ Het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het eerste tijdvak, bedoeld in artikel 37.”
De Inspectie c.q. de Minister kan onder verwijzing naar dit artikel betogen:
(i) het schoolexamen bij de eindexamenkandidaten van VMBO Maastricht was niet voor het eerste tijdvak afgesloten
(ii) derhalve is niet voldaan aan lid 2 van artikel 32
(iii) derhalve mag de Inspectie krachtens artikel 43 ingrijpen
(iv) maar omdat het zo’n bijzondere zaak is met ‘onvoorziene omstandigheden’, is het beter als de Minister krachtens artikel 44 ingrijpt.
Bovenstaande ‘redenering’ loopt echter niet! En wel omdat:
(a) de zaak is niet bijzonder. Wie alle gegevens van alle scholen bekijkt, zal vaststellen dat het allerminst een unicum is dat er NA de start van het centraal examen nog een plukje schoolexamen wordt afgesloten. Het kan daarbij gaan om een administratieve handeling (omdat de scholen de resultaten van de schoolexamens voor de start van het centraal examen ‘moeten’ melden aan BRON, maar er soms onduidelijkheid over is worden cijfers van schoolexamens soms ‘voorlopig’ in de schooladministratie vastgelegd) of om een feitelijke afsluiting (bijv. als de student een werkstuk nog niet heeft ingeleverd, of alsnog het recht op een herkansing toegekend heeft gekregen). De wetgever is bij het opstellen van het examenbesluit bekend geweest met het feit dat schoolexamens soms feitelijk doorlopen tot na de start van het eerste tijdvak. (zie bv. artikel 38 lid 2, welk artikel overigens niet geldt voor de meeste scholen omdat die examendata met BRON wisselen). De systemen van het Ministerie zijn daar ook op ingericht: als een school NADAT de centrale examens zijn begonnen, nog gegevens van het schoolexamen aanvult of corrigeert, dan wordt er richting school daarover teruggekoppeld. De betreffende berichten zijn voor de Inspectie toegankelijk en kunnen worden betrokken in de controle. In elk examenjaar worden er (tien)duizenden berichten van dit type door BRON gegenereerd. De Inspectie kan dus met een klik op de knop zien bij welke scholen er na de start van het examen nog gegevens van het schoolexamens worden aangevuld/gewijzigd. Voor zover mij bekend heeft dit tot dusverre voor de Inspectie geen aanleiding gegeven om via artikel 32 centrale examens ongeldig te verklaren.
(b) Artikel 32 bepaalt niet dat het schoolexamen voor het eerste tijdvak moet zijn afgesloten wil het centraal examen geldig zijn. Bij staatsexamens vindt het centraal examen structureel plaats voor dat onderdeel van het eindexamen dat de pendant is van het schoolexamen in reguliere examentrajecten. Dat tast de ‘geldigheid’ van het centraal examen niet aan. Artikel 32 lid 2 heeft een andere functie: het verplicht de school het schoolexamen zo in te richten dat het schoolexamen voor het eerste tijdvak afgesloten kan zijn. Vanuit de verschillende betrokken ‘partijen’ gedacht: de functie van lid 2 artikel 32 is dat het de leerlingen van de school een recht biedt in de relatie met de school. Het is bizar – en in strijd met de geest van de wet – om dit artikel te gebruiken om leerlingen te benadelen.
(c) Er is voldaan aan lid 2 van artikel 32. Het schoolexamen is immers afgesloten op het moment dat de school verklaart dat het afgesloten is. Dat doet de school naar elke leerling afzonderlijk door de leerling een cijferlijst van het schoolexamen uit te reiken. De leerling (of de wettelijke vertegenwoordiger) moet voor ontvangst daarvan tekenen. Als nadien blijkt dat er iets in het traject van het schoolexamen niet gegaan is volgens de regels die door de school zelf zijn opgesteld, dan bevestigt deze ‘handshake’ tussen de leerling en de school dat die twee ‘partijen’ daarvan geen punt zullen maken.
Conclusie
Vanuit de toezichthoudende taak kan de Inspectie in dit geval en in andere gevallen een schoolexamen dat niet is verlopen volgens de regels die de school heeft opgesteld, een punt maken, maar dat punt kan uit de aard der zaak enkel gemaakt worden in de richting van de school. Individuele examendossiers, i.e. de diplomering van leerlingen, kunnen er niet door geraakt worden.
Opmerkelijk in deze kwestie is dat het bestuur van VMBO Maastricht er niet van op de hoogte lijkt te zijn dat de bevoegdheid tot diplomering bij het bevoegd gezag berust, niet bij de Inspectie of de Minister. Het bevoegd gezag van de school had in dit geval het besluit van de Minister ter kennisgeving kunnen aannemen en de leerlingen kunnen diplomeren alsof er niets aan de hand was. De Inspectie en de Minister zouden daar niet blij over zijn geweest, en mogelijk zouden er in de richting van de school sancties zijn gevolgd, waaronder het intrekken van de examenlicentie. Maar de wet biedt Inspectie en Minister niet de bevoegdheid om diploma’s die door het bevoegd gezag zijn toegekend zolang de school een examenlicentie had, in te trekken of ongeldig te verklaren.
Het is triest-stemmend dat juist in het onderwijs – waar zoveel hoogopgeleide en maatschappijkritische mensen werken – iedereen zo druk bezig is met het slaafs volgen van regels die er niet zijn, dat zelfs in zo’n voor individuele leerlingen best wel zwaarwegende kwestie, een verdraaiing van de wet niet opgemerkt wordt.