[vc_row][vc_column width=”2/3″][vc_column_text]
INLEIDING
‘Kant lijkt de kracht van zijn eigen ideeën te onderschatten. Waarheid en eerlijkheid hoeven niet afhankelijk gemaakt te worden van degene die de vragen stelt. Voor Kant is dé centrale ethische vraag hoe mensen in verschillende contexten, de kwaliteiten waarheid/eerlijkheid trouw kunnen blijven?’ Procee, H. (2004). Immanuel Kant en het volle leven. Budel: uitgeverij Damon.
Vanuit bovenstaande citaat wordt in dit essay dieper ingaan op de deontologische ethiek en dan specifiek, de categorische imperatief van Kant. Het debat rond algemene geldigheid van ethische principes is actueel. In dat debat kan Kant’s ethiek worden beschouwd als een uiterste positie.
[/vc_column_text][/vc_column][vc_column width=”1/3″][vc_column_text]
[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column width=”1/3″][/vc_column][vc_column width=”1/3″][/vc_column][vc_column width=”1/3″][/vc_column][/vc_row]