Lezing: 06 november 2014
“Opgeleid als politicoloog en bestuurskundige weet hij dat het grote voorrecht van de machthebber is, dat hij niet naar de waarheid hoeft te luisteren.”
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (voorheen genoemd de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling) bracht begin 2014, een advies uit over de terugtredende overheid. De machthebbers leken te luisteren. Bij een terugtredende overheid ontstaat er logisch gezien ruimte voor ‘een participatie-samenleving’. En, in zekere zin, is er inderdaad sprake van een terugtredende overheid.
Een overheid kan op verschillende manieren terugtreden:
1. Bijvoorbeeld doordat ze bepaalde voorzieningen niet meer aanbiedt.
2. Of de overheid treedt terug en maatschappelijke organisaties nemen het over, of ze gaan het anders doen. Politiek Den Haag wordt in dat laatste scenario mogelijk iets zenuwachtig.
3. Of de mogelijkheid dat de overheid terugtreedt en zowel de burgers als de maatschappelijke organisaties-, doen het verkeerd (in de ogen van de terugtredende overheid.) En precies daar dient het politieke bestuur zich heden ten dage op voor te bereiden.
Hoe gaat dit in zijn werk?
Het Rijk stoot taken af en bestuurskundigen weten dan dat, als het rijk taken afstoot, het zich er daarna meer mee gaat bemoeien. Frissen geeft aan dat op dit moment (mei 2014) in Den Haag 15 monitors in voorbereiding zijn, om de effecten van de decentralisatie in de participatiesamenleving, te gaan monitoren. Als het Rijk dingen gaat monitoren, dan gaat het altijd ook interveniëren. Want, registreren, is een alibi voor interventies.
We hebben behoefte aan begrenzing van interventiezucht, we hebben behoefte aan begrenzing van de regeldrift, we hebben behoefte aan begrenzing van controledrift. En wat wij moeten organiseren, aldus Frissen is het organiseren van de terugtred. De terugtred van de overheid. De terugtocht van de overheid dient georganiseerd te worden in het belang van meer autonomie, vrijheid en zeggenschap van maatschappelijke organisaties en burgers.
Paul Frissen (1955) is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) in Den Haag, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, een adviesorgaan van regering en Staten-Generaal. In Breda is hij voorzitter van de Raad van Toezicht van het MOTI.