Rapport “Rechtvaardig afbouwen van fossiele subsidies”

Allereerst is er waardering voor de inspanningen om een rapport op te leveren dat: leesbaar is, dat doorverwijst naar bronnen, en dat op de meeste punten aansluit bij definities en modellen die door internationale organisaties zijn ontwikkeld en waarvan de meesten door de Nederlandse uitvoerende macht worden onderschreven en gebruikt.

Omdat voor uw organisatie de Nederlandse overheid de gespreks-/discussiepartner is die overtuigd moet worden, is het van belang dat uw analyse door de Nederlandse overheid niet wordt ervaren als een visie die het denkraam van bewindslieden extern bekritiseerd. Dat leidt immers enkel tot loopgravendebatten over welk model al dan niet gehanteerd moet worden.

In uw rapport hanteert u een strategie die tegenwoordig ook in televisiereclames opduikt: gedrag dat CO2-reducerend is, wordt dan gepropageerd door het eigenbelang van de burgers te prikkelen.

Citaat op pagina 18: de subsidie voor de fossiele industrie kost de gemiddelde Nederlander jaarlijks veel minder dan de subsidie voor de kinderopvang of de verhoging van het minimumloon. Met die strategie slaat men een doodlopende steeg in.

Enkele feiten:

  • De ‘berekeningen’ kloppen zelden of nooit (een elektrische auto is feitelijk duurder dan een benzineauto), er vindt altijd ergerlijke manipulatie plaats.
    1. Zo laat uw organisatie in het overzicht op pagina 18 de subsidies aan het onderwijs, aan cosmetische operaties, aan het aanleggen van glasvezelkabels en aan organiseren en voortzetten van gewelddadige conflicten weg.

Bij dit soort ‘het is heus ook in uw eigenbelang, hoor’-benaderingen zou volledigheid niet misstaan. Echter, indien u op pagina 18 zou streven naar volledigheid, zou u evenwel dubbeltellingen niet kunnen voorkomen. De totale overheidssubsidie zou dan mogelijk een veelvoud van de jaarlijkse  overheids-begroting bedragen (dat is een paradox, maar de meeste lezers zouden dan toch denken dat er iets niet klopt…).

Elders in uw rapport volgt u een andere strategie, namelijk die waarin wordt getracht een norm af te leiden uit feiten.

Omdat het analytisch niet mogelijk is normen af te leiden uit feiten, moeten in deze afleiding naast rapporten en modellen, ook waarden worden binnengesmokkeld. Een ‘plat’ voorbeeld kan zijn: ‘klimaatopwarming is ongewenst’.

Die input zou niet door iedereen worden geaccepteerd en klimaatopwarming is inmiddels via alle routes als een wenselijkheid gepresenteerd. Daar zitten veel ondoorgrondelijke gedachtenkronkels tussen, maar die routes hebben met de hier ‘plat’ weergegeven afleiding gemeen dat er steeds nieuwe waarden moeten worden toegevoegd die ook weer weersproken kunnen worden.

Tegenover de stelling dat juist de arme landen onder de klimaatopwarming te lijden zullen hebben, wordt dan de stelling geplaatst dat juist de arme landen rijker kunnen worden door de zonne-energie, etc. Als we het allemaal uit zouden schrijven, zouden we ervaren dat een dispuut over waarden overvloeit in een dispuut over feiten terwijl we al weten dat een dispuut over feiten niet kan resulteren in een analytisch zuivere afleiding van normen. De strategie die u her en der in uw rapport volgt, is dus minder ergerlijk dan manipulaties vanuit een vermeend eigenbelang, maar leidt evenmin tot een analytisch overtuigend eindpunt.

Uw rapport moet derhalve worden geduid vanuit een zet in het machtspel dat organisaties als de uwe spelen met overheden en bedrijven.