Toezicht en kwaliteit in het MBO

Op 26 november jl. kondigde de Minister van OCW in een brief aan de Kamer aan dat zij MBO-instellingen zou gaan opdelen in kleinere, semi-zelfstandige “MBO-colleges”. Dezelfde dag reageerde de voorzitter van de MBO-raad verbolgen dat dit niet met de MBO-instellingen was doorgenomen en er ook geen draagvlak voor was.

Voor zover de MBO-raad en de Minister tegenover elkaar staan, kan dit niet verklaard worden vanuit de idee van MBO-colleges. Feitelijk hebben veel MBO-instellingen zich al georganiseerd in MBO-colleges met een zekere mate van financiële en organisatorische zelfstandigheid. Soms gaat dit terug op hoe het vroeger was voordat kleinere MBO-opleidingen werden samengevoegd. De Minister presenteert het nu alsof zij door het invoeren van MBO-colleges de menselijke maat terug wil brengen in het onderwijs, maar als die ooit al echt weg is geweest, dan hebben veel MBO-instellingen die allang weer terug in gebracht.

Er speelt hier iets anders. Nieuw in de plannen van de Minister is dat zij de rol van collegedirecteur in de wet wil gaan verankeren en bij het extern toezicht specifiek wil kunnen inzoomen op MBO-colleges. In de huidige opzet heeft de controle door de Inspectie betrekking op de opleidingen die een MBO-instelling aanbiedt, ongeacht op welke locaties die gegeven worden. Vaak vindt de Inspectie in overleg met de MBO-instelling dan het College van Bestuur tegenover zich aan tafel. Dat is maatschappelijk en bestuurlijk een forse tegenstander voor de Inspectie.

Daar wil de Minister vanaf. Door de al bestaande organisatievorm van MBO-colleges in de wet te verankeren kan de Minister het speelveld voor haar inspecteurs nivelleren. Inspecteur versus een collegedirecteur van een MBO met 500 leerlingen, dat is wat ‘eerlijker’ dan inspecteur versus voorzitter van College van Bestuur van een organisatie met 20.000 leerlingen.

Het is triest dat een voorstel dat enkel bedoeld is om het extern toezicht een beetje behapbaar te maken door de Minister wordt gepresenteerd als een concept waarmee de kwaliteit van het onderwijs verbeterd zou kunnen gaan worden.

Link naar Min. OCW:
kamerbrief-over-de-menselijke-maat-in-het-mbo

Prano richt blik op de toekomst met jaarthema Big Data

Informatie- en Communicatie Technologie is al lang geen bijkomstigheid meer. Wie goed naar de apps op smart phones kijkt, weet dat ‘innovatie in dienstverlening’ staat of valt met het hergebruiken van data. Als we zo intens worden omsingeld door ICT, dan kan dit niet anders dan gepaard gaan met grote veranderingen in onze maatschappij. En de impact van die veranderingen, die moeten we nog krijgen.

De kans is vrij groot dat we nog niet goed weten voor welke uitdagingen we komen te staan.

En precies daar zit de relevantie van het jaarthema 2016 voor bestuurders en toezichthouders. Het is voor bestuur en toezicht van groot belang dat zij inzicht hebben in de consequenties van ICT op hun verantwoordelijkheid. Daarom heeft Prano haar jaarthema 2016 gewijd aan de consequenties van Big Data voor het onderwijs. Door deskundigen te laten aangeven hoe de wereld er uit komt te zien, zijn bestuur en toezicht beter bestand tegen de grote veranderingen die op hen afkomen.

Motivatie tot vertrouwen in leiderschap

Het menselijk leven is een voortdurende route. En emoties lijken de mens te leiden in de route die wij als mensen gedurende ons leven afleggen.   Het menselijk leven is een voortdurende route op weg naar … Ja, naar wat?  En daar doet zich een bijzonder fenomeen in voor. Enerzijds kennen we uit het werk van Paul Watzlawick de aandacht voor: ‘Wie wirklich ist die wirklichkeit’ waarin de waarheid van sociale omgang gerelativeerd wordt en aan de andere kant kennen we de ‘selbst erfüllende prophezeiungen’ of in het Engels misschien beter bekend als ‘the self fulfilling prophecy’. Waar we het hier in wezen gewoon over hebben is een cirkelredenering.  Het individuele emotionele landschap valt principieel ten prooi aan deze circulariteit.  En daarmee raken we hier ook  aan een grens van een aspect van vrijheid.  Wat in de weg staat aan een beetje zinvol reflecteren op dit onderwerp is, dat het zo gruwelijk moeilijk is om het eigen emotionele landschap te zien dan wel te doorzien.

Dit betekent dat het voor een bestuurder van belang is, de rationaliteit van emoties zo goed mogelijk te doorgronden. Hetgeen vooronderstelt dat je van jezelf weet, ‘hoe je er in staat’ en dat je je daarna minimaal eigen hebt gemaakt open te staan hoe de ander gemotiveerd wordt. En je realiseren dat er sprake kan zijn van – met een technisch statistische term – interactie-effect wanneer dit even niet lijkt te lukken. Dit is behoorlijk complex omdat het eigen-zelf  in het spel is. In wezen gaat dit om het goed doorgronden van menselijke basis behoeften als zekerheid, het gevoel waardevol te zijn, het gevoel van verbinding met belangrijke anderen en meer.

Kan iemand mij helpen met hoe werkt, voor wat betreft vertrouwen? Waarom is het zo moeilijk om in vertrouwen het leiderschap vorm te geven? Of nauwkeuriger gesteld, waarom willen zo veel leiders op voorhand het eindresultaat gegarandeerd zien? Wat levert dàt op? Het levert in ieder geval mijns inziens een groep onbeweeglijke professionals op.

Neoliberalisme, wetenschappelijke merites?

Neoliberalisme kent theoretisch een veelvoud van exponenten zoals Hayek, Friedman en aanvankelijk Greenspan. Neoliberalisme claimt wetenschappelijke merites te hebben.

De vraag is echter, ‘Kan het Neoliberalisme haar wetenschappelijke grondslag waarmaken? John Gray stelt dat dit uiteindelijk niet lukt. Sterker nog, hij stelt dat het vrij opvallend is, hoe zeer het Neoliberalisme deze pretentie niet waarmaakt. Waar het in het Neoliberalisme om gaat is, dat er dient meer te worden uitgegaan van vrije marktwerking. En voor vrije marktwerking hoeft er niet van bovenaf gestuurd te worden door de staat. Sterker nog, markten dienen juist meer ruimte te krijgen. De dragers van het Neoliberale initiatief zijn uiteraard de liberale partijen, maar bovendien ook de sociaal-democratische evenknieën in de parlementen. Kortom, de ideologie van het Neoliberalisme is erg dominant. En dat is bevreemdend, waarom?

Controle, toezicht en preventiebeleid in de semi-publieke sector

De laatste jaren (vanaf ongeveer 2007) is de staat op veel beleidsterreinen actiever dan ooit in het controleren van, en toezicht houden op het gedrag van de burger. De burger wordt op een nieuwe manier onderdaan. En in die controle ontstaan – wat Paul frissen noemt in Ankersmit en Klinkers’s Tien plagen van de staat (2008)- moderne panoptica. Panoptica zijn beleidsgevangenissen die dankzij informatie- en communicatietechnologie veel van ons willen weten, voor ons eigen bestwil om van ons fatsoenlijke burgers te maken. De verzorgingsstaat wordt op deze manier gerevitaliseerd met haar onvermoeide streven naar zogenoemde rechtvaardige gelijkheid.

Het klinkt gek maar dit is mijns inziens een ongewenste ontwikkeling, omdat het om een normatieve gelijkheid gaat die wordt ingesteld door de staat. Daarmee treedt de staat in de vrijheid van haar burgers. De ethische term rechtvaardige gelijkheid voorondersteld vrijheid en precies die vrijheid wordt ingeperkt. Veel van de preventieve activiteiten van de staat zijn gericht op de creatie van gelijke burgers. De moderne staat is een moraliserende staat. En achter de panoptica gaat een beeld schuil van de goede samenleving.

Maar wat is een goede samenleving? Wanneer is een samenleving goed voor mij? Wie bepaalt of iets goed is? Doe ik dat zelf, doet de staat dat voor mij op grond van allerlei wetenschappelijk inzichten? Ben ik bereid daarin mee te gaan, mag ik afwijken van wat de staat goed vindt?

Marktwerking in de zorg is duur, bureaucratisch en demotiverend

Het Neoliberale gedachtengoed heeft haar zinnen in Nederland al enige tijd gezet op de gezondheidszorg. Dat betekent dat de marktwerking haar intrede doet in de zorg. Tonkens (2008) geeft in haar onderzoek een heldere analyse over wat we daar van mogen verwachten. Ze is kritisch en voorziet dat er wordt afgestevend op een mislukking. De redenen achter deze specifieke mislukking van de Neoliberale marktpolitiek, wordt door Tonkens aan een nadere interessante analyse onderworpen. Ook Hans achterhuis (2010) merkt dit op in zijn boek De utopie van de vrije markt. Wat speelt er?

Tonkens (2008) heeft aan de hand van regeringsnota’s de beloften van onze overheid in kaart gebracht. Het gaat om de beloften die marktwerking in de zorg te bieden hebben. En er worden maar liefst vijf marktbeloften gedaan. Zo leidt marktwerking in de zorg tot: klantvriendelijkheid, marktwerking zou efficiency creëren, keuzevrijheid, transparantie en de kwaliteit van zorgproducten zou verbeteren. En wat betekent dit?

De vijf beloften van marktwerking in de zorg
Klantvriendelijkheid betekent dat de afhankelijke patiënt koning klant wordt op de vrije zorgmarkt. Hierdoor is de klant in staat zich te ontdoen van de betutteling door hulpverleners.
Marktwerking in de zorg zou efficiency creëren. De vrije concurrentie tussen zorgaanbieders biedt de klant de beste zorg tegen de scherpst mogelijke prijs. Dit concurrerende zorgaanbod levert de klant namelijk keuzevrijheid. Nader onderzoek toont echter aan dat, de voorkeuren van klanten ten aanzien van zorgproducten aanzienlijk verschillen van de voorkeur van klanten in gebruiks- of verbruiksgoederen. Een klant wil geen keuzevrijheid maar wil zekerheid van goede zorgproducten.
De keuzevrijheid van zorgklanten zou daarnaast de transparantie van zorgproducten verhogen. Zorginstellingen hebben er op een markt alle belang bij om potentiële klanten een helder inzicht in hun producten te bieden. Maar door schaalvergrotingen is dit overzicht niet ontstaan.
De kwaliteit van het zorgproduct zou verbeteren. Immers, klanten proberen altijd de beste prestaties tegen de beste prijzen te kopen. Hierdoor is de beste zorg ook tegelijkertijd dure zorg, en daarmee niet direct toegankelijk voor iedereen.

Wat komt er voorlopig terecht van al deze beloften? Tonkens’ haar analyse is genadeloos. De eis aan bestaande zorginstellingen om met elkaar te concurreren leidde tot een stormachtige schaalvergroting. Schaalvergrotingen in twee opzichten; enerzijds van verzekeraars en anderzijds schaalvergrotingen van zorginstellingen. En dit komt de klantvriendelijkheid niet een goede. Tonkens spreekt zelfs over “een anoniem niemandsland” van “indicatiecommissies en wachtlijsten waar niemand voor verantwoordelijk is.” Door de schaalvergroting – en de bijbehorende onoverzichtelijkheid van het grote diverse aanbod – is het moeilijk om een keuze te maken. En belangrijker nog dan dat, patiënten blijken – in tegenstelling tot klanten op de gewone markt – niet dezelfde waarde toe te kennen aan de factor zorgkeuzevrijheid. Patiënten waarderen zorgzekerheid en veiligheid hoger dan keuzevrijheid. En patiënten vinden onderlinge solidariteit belangrijk. De transparantie van het zorgaanbod blijkt door de marktwerking nauwelijks groter te zijn geworden. Complexe diensten die zorgprofessionals aan zieke, angstige en afhankelijk voelende klanten aanbieden, zijn moeilijk vergelijkbaar.

Is de kwaliteit tenslotte toegenomen?
Hans Achterhuis (2010) geeft aan dat een aantal paradoxale aspecten zich voordoen bij meer marktwerking in de zorg. Wanneer er meer geleverde zorgtijd en meer zorgdiensten worden geregistreerd, betekent dit niet automatisch dat er betere zorg is aangeboden. Wat in ieder geval een paradoxaal aspect van vrije marktwerking in de zorg is, is dat de controle en het toezicht aanzienlijk zijn toegenomen. (Denk aan het panopticon van Bentham.) De overheid wil verantwoordelijk blijven voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En met dat de overheid deze verantwoordelijkheid neerlegt bij de vrije markt, stelt ze anderzijds steeds meer geld en energie beschikbaar in controlemechanismen (Tonkens, 2008). Daarnaast geldt dat de overheid geconfronteerd wordt met misstanden – ten gevolge van de marktwerking – waardoor politici voortdurend extra controlemechanismen inbouwen. Vanwege de grote afstand tussen zorginstellingen en de overheid roept dit steeds meer bureaucratie in het leven. U mag het zien als een reflex van herbureaucratisering.

Uiteindelijk blijkt de marktwerking die begonnen was om de overheidsbureaucratie terug te dringen, zojuist tot meer bureaucratie te leiden. En is deze herinrichting contraproductief. Niet alleen voor de professionele zorgverleners maar ook voor de zorgklanten pakt dit negatief uit. De beroepseer en de intrinsieke arbeidsmotivatie van de professionals staan ten gevolge van de eindeloze formulieren en taakstellingen onder sterke druk.

 
Bronnen:
Van Ankersmit & Klinkers (2008). De 10 plagen van de staat: de bedrijfskundige overheid gewogen. Het artikel van Tonkens in dat boek heet: Marktwerking in de zorg: duur bureaucratisch en demotiverend. (P103-132).
Achterhuis (2010). De utopie van de vrije markt. Rotterdam: Lemniscaat.
Onora O’Neill(2013). Trust http://www.youtube.com/watch?v=1PNX6M_dVsk
 

Vertrouwen is het product van het beoordelingsproces

In het algemeen wordt er een aantal aannames gedaan over vertrouwen die minstens onnauwkeurig zijn. Barones Onora O’Neill (filosoof) verwoordt dit als volgt. Ze onderscheidt de houding, de eis en de taak van vertrouwen in onze onderlinge verhoudingen.

Het hedendaagse algemene houding ten aanzien van vertrouwen anno 2014 is, dat er een groot verval in vertrouwen is. De dit vereist, dat het moet worden aangepakt. We moeten naar meer vertrouwen toe in onze samenleving. De taak waar we ons voor gesteld zien is, we moeten aan het vertrouwen gaan bouwen; het nivo mag – nee, moet – omhoog. En de terechte stelling van Onora O’Neill is dat deze drie aspecten gebaseerd op een systematisch maar essentieel misverstand in de definitie van vertrouwen.

Als iemand en je vraagt vertrouw jij die of die? Wat is dan je antwoord?
Zeer waarschijnlijk is het antwoord dan: ‘Vertrouwen om wat te doen?’
Of een antwoord zoals: ‘Ik vertrouw sommige maar ik vertrouw andere niet.’

In ons praktische leven is het van belang om toe te werken naar een realistischer manier van kijken naar het vertrouwen of beoordelen van vertrouwen. In ons dagelijkse leven weten we dat het niveau van vertrouwen heel verschillend is per situatie. Lang niet iedere instantie van vertrouwen is uniform. En de grote vraag is dan ook: Waarom laten we al onze intelligentie vallen/wegvloeien, wanneer we over vertrouwen in een meer abstracte zin spreken?

Wat een zinvolle doelstelling is, is intelligent om te gaan met vertrouwen!
Vertrouwen is een goeie afweging maken. En daaronder valt het doel om hen die niet te vertrouwen zijn niet te vertrouwen. Meer vertrouwen op zichzelf, is beslist geen intelligent doel in dit leven.

Wat is in eerste instantie van belang is, is niet het vertrouwen maar is de betrouwbaarheid!
Het beoordelen hoe betrouwbaar mensen zijn in bepaalde specifieke gevallen, dat is de essentie. En om inzicht in dat beoordelingsproces te krijgen kunnen we onszelf een aantal vragen stellen;
is de ander competent op het relevante kennisdomein?
Is de persoon van de ander eerlijk?
Is de ander als persoon betrouwbaar?
Deze drie aspecten tezamen vormen de betrouwbaarheid en komen voorafgaand aan het vertrouwen.

Daarmee stellen we dat vertrouwen volgt op betrouwbaarheid. Het vertrouwen is het resultaat van het betrouwbaarheids-beoordelingsproces. Het vertrouwen is, als het ware de reactie die bij de ander teweeggebracht wordt omdat hij competent is, eerlijk is en betrouwbaar is. Wat we moeten beoordelen is de betrouwbaarheid. En dat is moeilijk.

De laatste jaren zien we een systeem van ‘meten is weten’ als instrumentarium voor dit vertrouwen: administratief bewijs van betrouwbare processen. Maar in feite gebeurt hier het tegenovergestelde: professionals worden afgeleid van hun kerntaak. We moeten veel meer hebben over betrouwbaarheid en over hoe je andere mensen adequaat, bruikbaar en eenvoudig bewijsmateriaal geeft van jou betrouwbaarheid.

Bron: http://www.youtube.com/watch?v=1PNX6M_dVsk