Het erbarmelijke taalniveau van NL wetten en regels

In mijn berichtje aan de heer Klaver van 21 september jl. komt de passus voor “het – zowel analytisch als taalkundig – erbarmelijke niveau van de wetten en regels”. Hieronder het bericht aan de heer Klaver.

Bovengenoemde passus behoeft ‘adstructie’. Er zijn hiervan talloze voorbeelden te geven – sommige stukjes kreupele wetgeving hebben aanleiding gegeven tot parlementaire onderzoeken en enquêtes – maar mijn favoriete voorbeeld is de AVG, niet alleen vanwege de massale desinvestering waartoe die heeft geleid, maar ook omdat ik daar enigszins gezaghebbend over kan spreken, zowel ten aanzien van het analytische als het taalkundige deel.

U kent de AVG, mogelijk zelfs uit het hoofd, of althans de definitie van persoonsgegevens in artikel 4, lid 1, dus u kunt onderstaande deconstructie daarvan vlotjes volgen.

Artikel 4

1) „persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;

Deze definitie zou in een serieus artikel niet door de eerste redactieronde heenkomen. Het intuïtief heldere, alledaagse begrip ‘persoonsgegevens‘ wordt hier gedefinieerd aan de hand van de intuïtief duistere, want theoretische term ‘informatie‘. Dat doet de werkgever wel meer, en het mag ook, mits hetzij de duistere, theoretische term binnen de wettekst zelf nader wordt verduidelijkt (de wet bevat dan de ’theorie’ over het begrip) hetzij de wettekst voor de betekenis van de duistere, theoretische term aansluit bij de wetenschappelijke theorie over dat begrip (of een van de wetenschappelijke theorieën, bij sommige termen zijn er binnen de wetenschap meerdere opties). Aan deze voorwaarde is echter niet voldaan:

  • de AVG geeft geen nadere verduidelijking van de term ‘informatie’.
  • de AVG sluit niet aan bij enige wetenschappelijke theorie over ‘informatie’. Althans bij mijn weten is er geen enkele wetenschappelijke theorie over informatie waarin de termen ‘data’ en ‘informatie’ uitwisselbaar zijn, terwijl in de tekst van de AVG (en ook in alle uitleggingen daarvan die juristen hebben verspreid) deze termen door elkaar worden gebruikt.

Wat de opstellers van de AVG hier hebben gedaan, is suggereren dat de term ‘persoonsgegevens’ in de wet een specifieke, exacte betekenis heeft door de ‘indrukwekkende’ term ‘informatie’ te gebruiken, en vervolgens de lezer te verzoeken die term te interpreteren vanuit het alledaagse, zeer slordige gebruik van die term. Zo van: “we gaan u nu iets uitleggen, maar we gaan ervanuit dat u al wel weet wat we bedoelen.”

Omdat de term ‘persoonsgegevens’ in het dagelijks leven geen exacte, doch enkel een intuïtieve betekenis uit, heeft de pseudo-definitie in de AVG tot bizar-hilarische toepassingen gebruikt. In de volksmond, en ook in juristentaal zijn de volgende gegevens ten onrechte geïnterpreteerde als voorbeelden van persoonsgegevens ‘in de zin van de AVG’:

* BSN: Nee, een BSN is een identificator die per se geen informatie geeft over degene die met de BSN kan worden of is geïdentificeerd.

* IP-adres: Nee, weliswaar kan een IP-adres administratief vaak worden gekoppeld aan een persoon die juridisch verantwoordelijk is, maar daaruit volgt niet dat de data waarin het IP-adres voorkomt, informatie geeft over die persoon.

* Kenteken auto: Nee, weliswaar kan een kenteken administratief vaak worden gekoppeld aan een persoon, maar daaruit volgt niet dat de data waarin het kenteken voorkomt, informatie geeft over die persoon. enz.

In het algemeen: de ‘definitie’ van de AVG maakt weliswaar onderscheid tussen de identificator en de informatie over de persoon die met de identificator kan worden of is geïdentificeerd en dat impliceert dat in ‘personal data’ beide elementen aanwezig moeten zijn, maar die implicatie wordt niet expliciet gemaakt, met als gevolg dat allerwege wordt aangenomen dat ook de identificator per se als persoonsgegevens ‘in de zin van de AVG’ moet worden aangemerkt. Door de kennelijke uitwisselbaarheid van ‘informatie’ en ‘data’ binnen de AVG zou de implicatie ook niet expliciet gemaakt kunnen worden want je moet dan uitleggen dat bepaalde stukjes data geen informatie bevatten en dat krijg je binnen dit AVG-tekstgedrocht niet meer voor elkaar zonder inconsistentie.

Deze fout in de definitie van ‘persoonsgegevens’ kan in theorie nog wel worden opgelost, zij het dan daartoe de tekst van de AVG her en der zou moeten worden herschreven.

In de kleuterdefinitie van ‘persoonsgegevens’ zit een tweede blunder die fataal is. In de definitie wordt gesproken over ‘een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon’. De bijvoeglijke naamwoorden ‘geïdentificeerde’ als ‘identificeerbare’ zijn afgeleid van het werkwoord ‘identificeren’. Indien het werkwoord ‘identificeren’ niet elliptisch wordt gebruikt, vereist het taalkundig tenminste twee objecten:

  1. Ik identificeer hem“.
  2. Hij wordt door mij

In een semantisch georiënteerde grammatica zou het werkwoord aanvullende elementen moeten hebben:

  1. Ik identificeerde hem gisteren op basis van zijn foto.”

De definitie van ‘persoonsgegevens’, die bedoeld zal zijn om exact of exacter aan te geven wat persoonsgegevens zijn, is dus elliptisch: men heeft enkele syntactisch en/of semantisch noodzakelijke elementen weggelaten.

Het is nog een graadje erger dan dat. Het is mogelijk de term ‘identificeren’ te interpreteren als een absolute term, naar analogie van de term ‘zwanger zijn’. Het schijnt dat je niet een beetje zwanger kunt zijn: je bent zwanger of je bent het niet. Zelfs Peter Unger (cf. Unger 1971) zou ermee kunnen leven dat ‘zwanger zijn’ een absolute term is. Wie de term ‘identificeren’ interpreteert als een absolute term, kan echter veel identificaties in de wetenschap niet duiden. In de wetenschap wordt bij identificaties gewerkt met percentages en betrouwbaarheidsintervallen en zo meer. Het is redelijker ‘identificeren’ te interpreteren als een relatieve term. Met de volgende zinnen is althans taalkundig en semantisch niets mis:

  1. Op basis van die foto kan ik hem met grote betrouwbaarheid
  2. Op basis van die foto denk ik hem te kunnen
  3. Gegeven dat zijn tweelingsbroer in het buitenland verblijft, kan ik hem op die foto die gisteren in Amsterdam is gemaakt, identificeren.
  4. Door haar postuur, houding, haardracht en de voor haar kenmerkende jurk herken ik mijn buurvrouw in die foto is gisteren bij de Eiffeltoren is gemaakt.

Door de elliptische en onzorgvuldige ‘definitie’ van ‘persoonsgegevens’ hebben de opstellers van de AVG het bepalen van de inhoud van de AVG overgelaten aan rechters en onafhankelijke autoriteiten. Die hebben er – onvermijdelijk en menselijkerwijs begrijpelijk – een rommeltje van gemaakt. Tijdens een juridische discussie met het ministerie van OC&W stelde ik vast dat de verschillende betrokkenen het begrip ‘persoonsgegevens’ op verschillende, onderling inconsistente wijzen uitlegden en dat soms deden binnen 1 alinea van hun teksten. Ter hunner verschoning, ik constateerde ook in mijn eigen verhalen wazigheden. Derhalve heb ik – nu we toch bezig waren – de Raad van State laten optekenen dat ook ‘spontane herkenning’ in de zin van de AVG als een identificatie aangemerkt moest worden. Daarmee heeft de Raad van State – zonder het zelf op te merken – alle data als persoonsgegevens bestempeld, ook, bijvoorbeeld de data die de ESA verzamelt over sterren en planeten…