SARS COV-2 VACCIN’s: interpretatie van de data in NEDERLAND

SARS COV-2 VACCIN’s: interpretative van de (vrijgegeven) data in NEDERLAND

Het vaccin is met drie verhalen aan het publiek verkocht:
1. Het vaccin beschermt je tegen besmetting, en beschermt anderen ertegen dat jij hen besmet.
2. Het vaccin beschermt tegen de ernstige impact van Covid.
3. Als we ons allemaal laten vaccineren, dan kan het leven weer gaan zoals vroeger, met vliegreizen, dansfeesten, museumbezoek, horecabezoek, en al die andere ‘leuke’ dingen.

Van deze drie verhalen was, gegeven de kennis van TOEN, verhaal 2 analytisch plausibel en enigermate empirisch waarachtig.
De techniek van met name mRna-vaccins leek te moeten werken bij dit type virus. Testen van de vaccins bevestigden dit enigermate: de mensen die in de vaccingroep corona kregen, hadden minder zware symptomen dan mensen die in de controlegroep corona kregen.

Met de kennis van NU, is verhaal 2 nog steeds analytisch verdedigbaar, terwijl de empirische onderbouwing ervan is toegenomen.
In het voorjaar 2021 daalden in bijna alle landen:
• het aantal ziekenhuis- en ic-opnames en
• het aantal sterfgevallen twee tot drie weken nadat een vaccinatiegraad van 30% was bereikt.

Sommige studies wijzen erop dat deze vorm van bescherming tegen Sars-Cov-2 met de tijd afneemt, maar andere studies wijzen erop dat de bescherming tegen ernstige impact toch over langere tijd significant is.
Dit impliceert evenwel niet dat het vaccin voor de totale populatie dit beschermende effect heeft. Waarom dat zo is? Het grootste deel van de populatie ondervindt nagenoeg geen of slechts zeer milde klachten van het virus. De juiste implicatie is dat, gegeven de aanwezigheid van factoren waardoor een individu extra bevattelijk is voor het virus, het vaccin de impact kan afzwakken. Voor deze groep individuen is het onderscheid tussen gevaccineerd zijn en niet gevaccineerd zijn relevant.

Gegeven de kennis van TOEN, is het 1e verhaal weinig plausibel en de empirische onderbouwing was zwak. Weinig plausibel omdat Sars-Cov-2 qua structuur het meest vergelijkbaar is met het verkoudheidsvirus, en bij dat virus vooralsnog geen werkend vaccin is gevonden en daar ook niet meer naar wordt gezocht omdat het opbouwen van antistoffen tegen het verkoudheidsvirus sowieso niet leidt tot immuniteit. Toch was er enige hoop op een uitzondering op deze magere regel: bij het testen van vaccins leken gevaccineerden minder vaak corona te krijgen dan leden van de controlegroep. Pfizer rapporteerde zelfs de spectaculaire ‘beschermingsgraad’ van 97%. Methodologisch was daar fors op af te dingen, maar bij dit type testen laat zich niet meer zekerheid verkrijgen.

Met de kennis van NU
In latere veldtesten zijn de percentages van Pfizer en andere vaccinleveranciers niet bevestigd. Een complicatie (zie boek Covid by Numbers) was en is dat instituten en onderzoekers verschillende testen en criteria hebben gebruikt en gebruiken bij het vaststellen van een besmetting. Belangrijker is het onderscheid tussen ‘besmet zijn’ en ‘besmettelijk zijn’. Epidemiologisch vallen gevaccineerde dragers zonder symptomen in dezelfde categorie als ongevaccineerde dragers zonder symptomen: het zijn beide asymptomatische of presymptomatische besmetters. Ruwweg: het onderscheid tussen gevaccineerden en ongevaccineerden is niet relevant voor Rt.

Uit het feit dat verhaal 1 een fabel is gebleken, volgt niet per se dat her 3e verhaal illusoir is. Dit is afhankelijk van welk maatschappelijk risico we acceptabel vinden. Als we ons richten op het terugbrengen van het aantal besmettingen, dan is verhaal 3 onzinnig: we weten nu dat vaccinatie geen significant effect heeft op het aantal besmettingen, en als we het aantal besmettingen toch omlaag willen krijgen dan moeten we dus andere maatregelen nemen, en die andere maatregelen zullen vast een effect hebben op de ‘leuke’ dingen.

1
Als we ons richten op het terugbrengen van het aantal ziekenhuisopnames, IC-opname of het aantal doden of het terugbrengen van ‘de druk’ op de zorg, maar we beschouwen het aantal besmettingen als proxy, dan is verhaal 3 ook onzinnig, want we kunnen niets doen om de proxy terug te brengen zonder iets van die ‘leuke’ dingen op te geven.

2
Als we ons richten op het terugbrengen van de ‘druk op de reguliere zorg’ en we gebruiken het aantal ziekenhuisopnames of IC-opnames als proxy, dan is vaccinatie van risicogroepen opportuun. Gegeven de huidige, zeer hoge vaccinatiegraad, moet daar echter niet al te veel van verwacht worden. Het is zeer wel mogelijk – en feitelijk zeer waarschijnlijk – dat veel van de ongevaccineerden die nu in het ziekenhuis terecht komen, niet of nauwelijks gebaat zouden zijn bij vaccinatie, bijvoorbeeld omdat het immuunsysteem sowieso niet meer goed werkt.

3
Als we ons richten op het terugbrengen van de ‘druk op de reguliere zorg’ zonder proxy, dan is de meest redelijke oplossing het vergroten van de zorgcapaciteit.

Uit het fabelachtige gehalte van verhaal 1 volgt wel dat het niet goed denkbaar is dat we het risico dat we willen mitigeren, kunnen mitigeren zonder structurele maatregelen die deels ook de ‘leuke’ dingen van het leven structureel zullen raken.

Pandemie beleid: onderbouwd door statistiek?

Verzoek aan de Tweede Kamer cie VWS

Echter, de insteek van het demissionaire kabinet heeft niet alleen tot gevolg dat:
1 het aantal geregistreerde besmettingen toeneemt, maar ook
2 dat het maatschappelijk debat in een fuik terecht is gekomen.

Het RIVM, demissionaire ministers en ook de media hebben fors ingezet op de verhouding tussen het aantal gevaccineerden en het aantal niet-gevaccineerden op de IC. Zij hebben daarvoor een kansberekening gebruikt die, indien deze zou zijn gegeven door een propedeuse-student Methodologie en Statistiek, deze een schop tegen zijn of haar achterste als beloning verdiend zou hebben.

U kunt de stupiditeit ervan reconstrueren door twee vragen aan het RIVM te richten:
1) Wat is de verhouding tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden in het aantal besmettingen?
2) Gegeven opname in de IC, wat is de correlatie tussen: A (gevaccineerd zijn of niet) en
B (obese zijn of niet), of de correlatie tussen leeftijd en opname op de IC, of (hier laat zich een rijtje van andere ‘features’ van patiënten invullen).

U mag deze vragen aan het RIVM richten, dat zou ik dat zeer op prijs stellen. Ik kan u echter het antwoord op deze vragen al wel geven:

– In de groep van besmette personen is het aantal gevaccineerden najaar 2021, ook in Nederland veel groter dan het aantal niet-gevaccineerden.
– Voor de meeste factoren die redelijkerwijs relevant zijn in relatie tot de impact van COVID-19 is de correlatie met opname op de IC sterker dan de correlatie met gevaccineerd zijn of niet.

Het eerste antwoord is a priori plausibel. Nederland is niet zo uniek dat ze hierin afwijkt van de ontwikkeling in andere landen. Bij het tweede antwoord zullen sommigen van u – al dan niet daarin gesteund door adviseurs vanuit het OMT – kunnen gaan sputteren. Het is evenwel een ‘no-brainer’:

– Stel dat de vaccinatiegraad in Nederland nog wat toeneemt.
– Op enig moment zal dan de verhouding tussen het aantal A1 besmette niet-gevaccineerden en het aantal A2 besmette gevaccineerden kleiner zijn dan de verhouding tussen het aantal B1 niet-gevaccineerden en het aantal B2 gevaccineerden.
– Zouden we op dat moment de ‘kansberekening’ van het RIVM op de data loslaten, dan zou het resultaat zijn dan de kans dat een niet-gevaccineerde besmet raakt kleiner is dan de kans dat een gevaccineerde besmet raakt.

Dat wil zeggen:
de kans dat een niet-gevaccineerde op de IC terecht komt, zou kleiner zijn dan de kans dat een gevaccineerde op de IC terecht komt.

Maatschappelijk riskante strategie
U en ik weten nu dus dat de framing-strategie van het RIVM en anderen niet alleen analytisch stupide maar ook maatschappelijk riskant is. Er komt een moment dat de strekking van de gekozen ‘framing’-strategie tegengesteld is, aan de beoogde werking. Dan moeten degenen die deze strategie nu volgen, zich in allerlei bochten gaan wringen om aan de bevolking duidelijk te maken dat: vaccineren verstandig is ook als op de IC enkel nog gevaccineerde patiënten liggen.

Maar goed, het demissionaire kabinet heeft inmiddels al wat proefballonnetjes opgelaten:
– Coronapas is enkel nog geldig voor wie gevaccineerd is of COVID-19 heeft gehad (een negatief testbewijs halen, is er niet meer bij);
– Werkgevers mogen dan misschien straks toch aan werknemers gaan vragen om een vaccinatiebewijs.
Hiervoor moet de Tweede Kamer dan nog wel akkoord gaan met wijzigingen in ten minste zeven wetten die in tegenstelling tot de Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 niet tijdelijk bedoeld zijn.
De strijdigheid tussen coronapastoegangsmaatregel en de AVG is de Tweede Kamer tot dusver ontgaan, waardoor het mogelijk is dat het demissionaire kabinet deze ontwrichtende werking op het arbeidsrecht door het parlement kan loodsen.
– Met het oog op de toename van het aantal besmettingen zou het in de regel liggen om mondmaskertjes en de veilige-afstandsnorm weer in te voeren, maar de maatschappelijke tweespalt tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden is nu voldoende opgevoerd om datgene wat redelijk is niet te doen; de meme dat ‘de goeden niet te lijden zouden mogen hebben onder de kwaden’ is al stevig neergezet.

Dus, geachte Commissieleden VWS, mijn verzoek aan u om ervoor te zorgen dat, met welk proefballonnetje de missieloze bewindslieden de komende weken ook mogen komen, 1 december 2021 te hanteren als ultieme deadline voor dit amateuristische gemodder. De Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 is dan aan het einde van de looptijd. Dat lijkt me het goede moment ervoor dat de volksvertegenwoordiging het recht van inspraak herneemt en redelijkheid terugbrengt in deze ‘crisis’.

Code Rood: voldoende ‘ab’ hominem materiaal en tijd voor een juridische bijspijker-sessie

Bericht aan de redactie Van Tricht Uitgeverij
Boek Code Rood, Peter Kee & Hans de Broer

Het schijnt dat 25 oktober 2021 de reclame/promotiecampagne voor het boek Code Rood bij de publieke omroep van start is gegaan.

Sla het boek willekeurig een paar keer open om onderstaande voorbeelden tegen te komen van zaken die ik nog niet wist maar die mij niet interesseren als ik een boek over het verhaal achter het coronabeleid zit te lezen:
1. Dat Hans de Boer begin 2020 met zijn vrouw een cruisetocht over de Mekong heeft gemaakt (pagina 31-32) en kort daarna in Noordwijk een biefstuk zou hebben willen eten bij restaurant Dutch! (pagina 35)
2. Dat Martin van Rijn voor zijn vader een appeltaart (bloem, boter, basterdsuiker, een snufje zout) aan het maken was toen Mark Rutte hem belde met het verzoek een deel van de portefeuille van Bruno Bruins over te nemen (pagina 62).
3. Dat Mark Rutte na een uitzending met Jeroen Pauw en Fidan Ekiz getrakteerd is op bittergarnituur met kaasstengels (pagina 139).
4. Dat Hans van der Wind ooit met Hugo de Jonge overleg heeft gehad om een wetsontwerp over gratis schoolboeken tegen te gaan (pagina 195), en dat temeer niet omdat de tekst daar suggereert dat dat Van der Wind geen windeieren heeft gelegd niettegenstaande dat hij dat wetsontwerp niet heeft kunnen tegenhouden. Dat roept dan bij mij weliswaar een vraag op, maar dan kennelijk niet een vraag die bij de auteurs de aandrang opriep daar een antwoord op te geven.
5. Ook op pagina 195, dat Hugo de Jonge een domineeszoon uit Zuid-Holland is terwijl op pagina 68 toch wordt gesteld dat hij geboren is als domineeszoon in het Zeeuwse Bruinisse. De spanning tussen deze twee passages is dan wel enigszins weggenomen doordat op pagina 146 wordt verklapt dat Hugo de Jonge aan de Kratonkade in Rotterdam woont en daar soms bij Berry’s lunchroom een tosti eet die naar hem (Hugo de Jonge, I presume) is vernoemd, maar ik denk toch dat de passage op pagina 195 een verschrijving is.

Journalistieke auteurs denken – of hebben misschien geleerd – dat zij hun feitenrelaas vol moeten proppen met trivialia, alsof zij daarmee zouden kunnen bewijzen dat minder triviale beweringen waar zijn. Maar zij denken verkeerd, of hebben van de verkeerde docenten les gehad. In een stukje fictie hebben dit soort details een functie, bijvoorbeeld doordat zij de informatieverwerking van de lezer vertragen of doordat zij de lezer op het verkeerde spoor zetten. In non-fictie is het vermelden van dit soort details niet functioneel. In het gunstigste geval brengt het de lezer niet op de gedachte dat de auteurs niet meer te melden hebben dan de naam van een restaurant waar je een tosti De Jonge kunt eten.

Toegegeven, in het boek komen anekdotes voor over enkele personages die een rol spelen in het ‘verhaal achter het coronabeleid’ en zo nu en dan wordt ingegaan op wat deze personages hebben uitgevoerd in relatie tot de coronacrisis. Maar in veel van de 45 hoofdstukken die het boek telt, komt de coronacrisis niet of slechts zijdelings aan de orde. Het gaat in die hoofdstukken over de voorbereidingen op de verkiezingen, het dansje van Kaag, de perikelen bij Forum voor Democratie, het getouwtrek rond het lijsttrekkerschap bij het CDA, de al dan niet gedane opmerkingen van Omtzigt toen die er gefrustreerd over was dat hij zijn boek over het nieuwe sociale contract met de Kerst had moeten schrijven, met aan het slot nog een plukje over het ‘lek’ bij informateur Ollongren. In de hoofdstukken die niet gaan over het coronabeleid, zit net zo min informatie als in de hoofdstukken die daar wel over lijken te gaan, maar ik heb tijdens het lezen van het boek dus een paar keer het voorblad bekeken. Ja, daar stond toch heus dat het over het coronabeleid zou gaan.

Nog weer wat ernstig is dat een lezer uit ‘het verhaal achter het coronabeleid’ niet kan opmaken wat dat coronabeleid nu eigenlijk inhield. Er komen impressies langs van persconferenties. Het coronabeleid is echter niet datgene wat tijdens persconferenties is gezegd. Rutte en de Jonge hebben tijdens persconferenties nogal eens opmerkingen gedaan die nooit in de Staatscourant of het Staatsblad of in enige verordening zijn vastgelegd. Maar de auteurs gaan nergens in op het verschil tussen het woord van bewindslieden tijdens publieke bijeenkomsten en datgene wat op enig moment feitelijk de wetten en de regels waren. Zo nu en dan wordt weergegeven welke opmerkingen Kamerleden hebben gemaakt tijdens debatten of interviews, maar de context van die opmerkingen wordt zo vluchtig geschetst dat de werking ervan op het coronabeleid niet duidelijk wordt.

Het juridische lesje aan P. Kee en H. de Bruin
Het allerergste is de passage op pagina 270. Daar wordt gesteld dat “leden van het kabinet volgens de Grondwet met één stem dienen te spreken.”

Wie advocaat van de duivel zou willen spelen, zou hier kunnen wijzen op artikel 45 van de Grondwet, dat luidt:
“De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.”

De Grondwet is geen wet in de technische zin van het woord en bindt derhalve niemand of niets tot wat dan ook. Staatsrechtgeleerden zijn het erover eens dat eenheid van het algemene regeringsbeleid niet vereist dat leden van het kabinet het niet met elkaar oneens kunnen zijn over specifieke onderdelen van het regeringsbeleid, zoals het coronabeleid. Het doen van uitspraken door een bewindspersoon over het algemene regeringsbeleid per se hoeft niet ondermijnend te zijn in relatie tot dat beleid.

Wel bevat het Reglement van de Ministerraad een kernbepaling (artikel 12) die de uitingsvrijheid van individuele bewindspersonen aan banden legt nadat de ministerraad een besluit heeft genomen. Ook deze banden zijn niet zo straks dat een bewindspersoon niet als persoon bemerkingen zou mogen doen bij het besluit dat in de ministerraad is genomen. In de discussie over de uitlatingen van toenmalige minister Nawijn over de doodstraf was de conclusie dan ook dat hij deze uitlatingen als persoon mocht doen ook al waren deze uitspraken in strijd met het algemene regeringsbeleid.

Als het boek Code Rood het beste is wat de Nederlandse journalistiek te bieden heeft, dan is het met het intellectuele peil in Nederland triest gesteld.

Covid-19, De rationale van een demissionair kabinet

Mededeling aan Tweede Kamer cie VWS – Week 42 2021

Mede doordat het RIVM in een wat slordig geschreven bericht van 14 oktober (4 op de 5 COVID-19-patiënten op de IC is niet gevaccineerd | RIVM) een niet geheel analytisch correcte ‘kansberekening’ verspreidde over het risico dat een niet gevaccineerde op de IC terecht komt, welke kans 33 keer zo groot zou zijn als de kans dat een gevaccineerde op de IC terecht zou komen. In de uitleg wordt niet verwezen naar de inmiddels 300.000 serieuze, zij het niet altijd wetenschappelijke artikelen over Covid-19 die in de database van de World Health Organisation zijn verzameld. De onderzoekers zijn het over veel zaken nog niet eens, maar gelukkig zijn ze het wel eens over de volgende ‘feiten’:

1. De COVID-vaccins zijn niet immuniserend.
2. De mate waarin het COVID-vaccin een gevaccineerde beschermt en het risico waartegen het COVID-vaccin een gevaccineerde beschermt, zijn afhankelijk van nog niet volledig in kaart gebrachte, ‘individuele’ factoren.
3. COVID-gevaccineerden die dragers zijn van het virus, zijn besmettelijk.
4. Na enige ruis in de aanvang van de COVID-19-pandemie (sommige onderzoekers stelden, soms zonder enige empirische onderbouwing, dat de pandemie voor 70% of meer werd ‘veroorzaakt’ door asymptomatische dragers van het virus), is er consensus ontstaan over het ‘feit’ dat asymptomatische dragers een beperkte rol spelen in de verspreiding van het virus.

Gegeven deze ‘feiten’ (aanhalingstekens, want de consensus is niet unaniem) ligt het in de rede maatregelen die gericht zijn op:

Doel 1- het beperken van het aantal besmettingen; (gericht op dit doel zijn: mondkapjes, de veilige-afstandsnorm, zoveel als mogelijk thuiswerken, zelfisolatie bij significante symptomen.)

Doel 2- maatregelen die gericht zijn op het beperken van de medische impact op degenen die besmet zijn geraakt. (gericht op dit doel zijn: Vaccineren, uitbreiden van de IC-capaciteit en het gebruik van preparaten waarvan is vastgesteld dat deze enige verlichting geven.)

In de maatschappelijke discussie is het onderscheid tussen deze twee doelen evenwel op de achtergrond geraakt, met als gevolg de dus best wel dwaze situatie dat het demissionaire kabinet beide doelen meende te kunnen realiseren door zachte dwang uit te oefenen op de nog niet gevaccineerden door ‘luxe activiteiten’ toegangsregels strikter te maken in combinatie met laten vallen van regels in situaties die niet als luxueus worden ervaren.

In de praktijk ziet dat er al volgt uit. Voor een bioscoopbezoek is vanaf 25 september 2021 een coronapastoegangsbewijs noodzakelijk; in het onderwijs zijn kort na 25 september 2021 de mondmaskertjes verdwenen en mogen leerlingen studenten desgewenst weer bij elkaar op schoot gaan zitten. Terwijl de meeste bioscoopzalen nog niet voor een kwart gevuld zijn en bij de meeste klassen in het voortgezet onderwijs geen tafeltje vrij is om een lastige of gepeste leerling van de rest te isoleren.

Het demissionaire kabinet heeft in de ‘zachte dwang tot vaccineren’-strategie vergeten dat het terugdringen van het aantal besmettingen ook op de agenda stond.

En dus zitten we nu – nog geen maand na de gewelddaad van het demissionaire kabinet – weer met 6.000 besmettingen per dag waarvan de meeste – volgens het contactonderzoek van de GGD – gerelateerd zijn aan de thuissituatie of aan het onderwijs, en dus aan het onderwijs.

Daarom hebben managers het nu voor het zeggen.

Het vermogen van artsen om mensen te genezen was beperkt, het didactisch vermogen van docenten werd vertekend doordat studenten op maatschappelijke status werden voorgeselecteerd, en geestelijken konden tegenspoed niet daadwerkelijk afwenden. In de sectoren waarin zij gezagvol optraden, waren de prestaties van de meeste professionals matig tot slecht. Voor zover zij een positief effect hadden op de samenleving was dit vaak door een nevenrol. Kan het gezag van professionals niet gebaseerd zijn op prestaties, de vocatie kan evenmin verklaren waarom aan artsen, docenten, geestelijken en advocaten gezag werd toegeschreven.

In zijn boek lijkt René ten Bos lijkt te beseffen dat prestaties en vocatie niet de bron kunnen zijn geweest voor het gezag van professionals. Hij wijst op de transcendentale verankering, de lijn naar God. Inderdaad, professionals met een vocatie wilden er nogal eens een Hogere Macht bijhalen om hun ethische arrogantie gezagvol te presenteren. Ten Bos ziet echter een meer voor de hand liggende verklaring voor het gezag van professionals over het hoofd: de professionals met een vocatie kwamen zeer vaak uit maatschappelijke kringen die gezag met macht konden afdwingen. Het waren hetzij leden van de regentenklasse hetzij mensen die door toeval onder patronage van de regentenklasse waren gekomen.

Het gezag van artsen, docenten, geestelijken en advocaten was niet gebaseerd op feitelijke prestaties of een bijzondere roeping. Nu we, al dan niet dankzij het neoliberalisme, de prestaties in zorg en onderwijs zijn gaan meten, blijkt de vooruitgang niet bepaald te worden door de inbreng van individuele professionals, maar door de organisatiestructuur. Daarom hebben de managers het nu voor het zeggen.

Zeer lage rente, kwantitatieve verruiming en geen inflatie: geen enigma

Het schijnt een enigma te zijn: zeer lage rente, kwantitatieve verruiming en toch maar geen inflatie.

Toch is dit fenomeen niet zeer ingewikkeld. Het is ook niet nieuw. De stromen geld die door de lage rente en de kwantitatieve verruiming in de economie ‘gepompt’ worden, stromen langs partijen en consumenten die aan de top van hun investerings- of consumptiepatroon zitten. Europese bedrijven die willen innoveren zoeken kansen in het buitenland; de toch al wat obese consumenten kunnen niet nog meer hamburgers naar binnen duwen, of nog vaker naar CenterParcs gaan. Al dat extra geld wordt door zakelijke beleggers opgeslagen in beleggingspakketten. Hoewel het gerucht hardnekkig is dat aandelenmarkt last hebben van ‘onzekerheden’ in de mondiale politiek, zijn de Brexit en de ‘handelsoorlog’ voor professionele beleggers goudmijntjes. Hoe meer volatiliteit, hoe hoger het rendement op derivaten en termijntransacties. Consumenten die het extra geld niet nodig hebben voor de dagelijkse levensbehoeften, stoppen het extra geld in vastgoed. In Nederland wordt de inflatie die de heer Draghi in de consumenteninflatiecijfers terug zou willen zien, opnieuw opgeslagen in de stijging van de huizenprijzen.

Dat piramidespel kan lang goed gaan. Als het kaartenhuisje in elkaar dreigt te storten, is er bovendien soms een reddende engel. Voor de milleniumwisseling speelden de ICT-hype en de economische hervorming van China die rol. Tien jaar later speelden ze die rol opnieuw, maar het duurde wat langer voordat ze op het toneel konden verschijnen. Volgens het scheepsrecht zijn ze bij de volgende ronde uitgespeeld.

Er gloort echter hoop aan de horizon. De duurzaamheidseconomie. We kunnen er de klimaatverdraaiing niet mee terugdraaien, en alle afvalbergen blijven natuurlijk groeien. Maar omdat het effect van klimaatmaatregelen zich sowieso niet laten doorrekenen, kunnen we er een hele tijd geld in pompen, bedrijven draaiende houden, mensen aan het werk houden, en toch vrolijk door-consumeren.